Een landschap van overvloed, hoe ziet dat er uit?

Als schrijver heb je zo je beperkingen. Het liefst zou ik nu tekenaar willen zijn, zodat ik kon uitbeelden wat wij bij Mooyland bedoelen als we het hebben over een “landschap van overvloed”. Maar ik kan niet tekenen, dus ik ga het in tekst proberen te vatten. Ik hoop dat er een tekenaar of animatiespecialist meeleest die deze tekst in beelden wil omzetten. Eén beeld zegt namelijk meer dan duizend woorden, maar goed, je begrijpt: je zult het deze keer moeten doen met woorden. Een stuk of 1000. En waarschijnlijk meer.

Een landschap van overvloed, het klinkt bijna bijbels. Als het “land van melk en honing”, het Beloofde Land. Maar daar heeft het niets mee te maken. Het landschap van overvloed ligt overal op ons te wachten, we moeten het alleen willen zien en de ruimte geven. Een landschap van overvloed is het tegenovergestelde van een landschap van schaarste: het landschap waar we nu naar kijken.

Het huidige landschap is namelijk uitgekleed, schraal en een schim van het ooit was en in de toekomst zou kunnen zijn. Na de Tweede Wereldoorlog wilde niemand meer honger en dus kreeg de landbouw – heel begrijpelijk – ruim baan. Schaalvergroting en ruilverkaveling waren de toverwoorden, maar die woorden hadden geen betoverende uitwerking op ons landschap. Beekjes die zich eeuwen meanderend door het landschap bewogen werden genadeloos rechtgetrokken tot strakke afvoergoten. Houtwallen en singels die de landerijen behaaglijk maakten, moesten wijken voor meer akkers en grotere boerderijen. Weilanden veranderden van bloeiend grasland in eentonige grasmatten, totdat heel Nederland er uitzag als één groot voetbalveld. De spelers komen echter nog maar sporadisch het veld op: koeien staan steeds vaker binnen, want omwille van de efficiëntie is besloten dat het beter is als de boer het gras naar de koe brengt in plaats van andersom. Minder koeien in de wei, betekent minder koeienvlaaien in de wei en dat betekent weer minder vliegen en dat leidt weer tot minder voer voor jonge weidevogels. De enkele weidevogel die de grasmat betreedt moet oppassen dat zij niet wordt vermalen tot weidevogelgehakt. Poelen waar vee uit dronk waren niet meer nodig. De koeien krijgen nu kraanwater en de kikkers en salamanders moeten het zonder hun geliefde watertjes doen.

Wat ooit was, is vergeten. En wat er niet meer is, wordt niet gemist. Uit het hoofd, uit het hart.

Maar het kan terugkomen. Het kan terugkomen in een onvoorstelbare veelvoud.

Dus, Mooyland wil terug naar vroeger? Naar het landschap uit de jeugd van jouw overgrootvader en -moeder? Naar een vorm van landbouw die is ingehaald door de tijd? Is dat het landschap van overvloed?

Ja en nee. Er waren zeker voordelen aan het systeem van rond 1950. Je had toen veel meer kleinschalige landbouw op een menselijke maat en dat leverde veel meer biodiversiteit, veel meer beestjes en veel meer bloemen op. En niet te vergeten: ook veel meer boeren en sociale connecties. Boeren en dorpsgenoten hielpen elkaar op het land. Wat een contrast met boer anno nu die eenzaam – maar met airconditioning – in zijn tractor zit. Maar er waren ook zeker nadelen. Het was keihard zwoegen om brood op te plank te krijgen. Hard voor weinig. Dat klinkt niet heel aanlokkelijk. Dus ja, we willen biodiversiteit terug in het boerenlandschap, we willen de heggen en houtwallen die zijn verloren weer opnieuw aanplanten en de poelen weer opengraven, maar op de landbouwgronden zien we liever een ander systeem verrijzen. Een ander landbouwsysteem dan we vroeger gebruikten en een andere systeem dan we nu gebruiken.

Want dat het anders moet staat voor ons vast. Ook binnen het huidige “moderne” landbouwsysteem is het voor boeren lastig om een boterham te verdienen. De schaalvergroting heeft niet geleid tot meer verdiensten, maar juist tot minder boeren, minder biodiversiteit en minder leven. In die zin zijn we nog niet veel opgeschoten in de afgelopen decennia. Boerenbedrijven moeten veranderen, maar om dat voor elkaar te krijgen moet het systeem veranderen. Dat kan niet met een beetje innovatie of een “beetje minder slecht”. Het moet echt goed, 180 graden anders en veel meer in samenhang met de natuur.

De natuur heeft veel oplossingen die wij mensen over het hoofd zien in de moderne landbouw. De natuur is van nature een systeem van overvloed. Kijk maar eens naar een kersenboom. Die boom maakt in het voorjaar ontzettend veel bloesem en nectar aan en trekt daarmee massa’s insecten naar zich toe die de vruchten bestuiven. Na de bloesem strooit de kers zijn blaadjes als roze sneeuw uit over het landschap. Dat lijkt verspilling, maar deze sneeuw voedt de bodem en de bestuivers hebben gezorgd voor kleine kersjes die zullen uitgroeien tot kisten vol kersen. Eén boom, gigantische overvloed.

Nog een voorbeeld van overvloed, nu geen individuele boom, maar een bos. Bossen zijn meesters in zichzelf in stand houden. Aan een bos komt helemaal niemand te pas, er rijdt geen boer rond met een kunstmeststrooier en er is geen hovenier te vinden die de takken snoeit of het gras maait. Het bos doet het allemaal zelf. Uitbundig, groots, overvloedig. De bomen lijken vanuit het niets tot in de hemel te groeien. Ze voeden zichzelf met fotosynthese, ze bieden schaduw aan kleinere boompjes en struiken en het bodemleven maakt compost en voedt daarmee zichzelf en het bos. Cirkeltje rond.

Een landschap van overvloed is een landschap van overvloedige fotosynthese, overvloedige beplanting en overvloedige humus. De logica van een bos of natuurlijk ecosysteem kan je ook toepassen in de landbouw. Daar zit miljarden jaren aan innovatie achter, daar kan geen research-afdeling tegenop.

Voedselsystemen die worden ontworpen op basis van permacultuur of agroforestry, van blijvende planten, zijn veel krachtiger dan de eendimensionale, eenjarige teelten die wij nu toepassen. Een teeltsysteem met laagjes maakt van een horizontale platte akker, een verticale superakker. Kijk, op dit moment had ik graag een animator gehad, die de akker tot leven kon brengen. Dan kon ik laten zien wat het doet als je op een rechthoek niet alleen maar graan teelt, maar bijvoorbeeld ook fruit- en notenbomen. Dan krijg je al twee laagjes. Maar wat als die bomen ook nog ondergroei hadden in de vorm van bessenstruiken en kruiden? Dan heb je al vier laagjes. Vier lagen, vier oogsten van één en dezelfde akker! Niet alleen graan, maar noten, appels, bessen, aardbeien en kruiden. Wat een overvloed! Wat als je op datzelfde stuk ook nog gewassen in de grond zou telen, dan zouden er bijvoorbeeld ook nog wortels en aardappels bijkomen. En ach, nu we toch bezig zijn, er kan misschien ook nog wel wat langs de struiken en bomen omhoog kronkelen. Druiven bijvoorbeeld. En zo kom je al op zeven lagen, zeven teelten, zeven oogsten van die ene akker. Als een soort Bob Ross zie je het landschap tot leven komen. Dat is wat wij een landschap van overvloed noemen. En dat is waar wij naartoe willen.

Het mooie is dat een landschap van overvloed ook een overvloed van ander leven brengt. We gaan op een nieuwerwetse manier terug naar de overvloed in biodiversiteit van 1950. Het mooie is ook dat je in dit systeem niet hoeft te zwoegen, je laat het systeem voor je werken. En ook mooi is dat je het systeem op verschillende manieren kunt toepassen. Niet alles hoeft bos te worden, niet alle akkers en alle koeien moeten verdwijnen, maar je laat alles veel meer in elkaar overvloeien. Koeien en schapen kunnen in een bosweide grazen (zgn. silvopastures), waarin gras én productieve bomen staan. Eigenlijk zoals men vroeger hoogstamboomgaarden gebruikte. Akkers kunnen in stroken worden aangelegd tussen bijvoorbeeld hazelaars die ook noten en beschutting geven. Met strokenteelt kunnen we onze geliefde granen en groenten blijven kweken en daar bovenop krijgen we dan ook nog noten en fruit.

Een utopie hoor ik sommigen denken. Landbouw gaat nooit vanzelf en kan ook nooit zó productief worden. Eén gewas per keer, dat is de norm en dat is niet voor niets… Pioniers als Mark Shepard bewijzen echter dat het werkt en dat het anders kan. Zijn New Forest Farm (zie foto bovenaan dit bericht) is het bewijs dat dit systeem beter werkt dan alle monotone maisvelden om hem heen. In Frankrijk bewijzen Perrine en Charles Hervé op hun Ferme du Bec Helloin dat het systeem ook werkt op schijnbaar schrale gronden. Wetenschappers breken hun hoofd op de gigantische opbrengst die zij van hun kleine stukje land halen. Geen input, maximale output. Overvloed.

En het meest inspirerende van dit alles? Als we alle gronden zo zouden gebruiken dan houden we ruimte over! Ruimte voor meer wilde natuur, maar ook meer ruimte voor mensen en huizen. Als we de uitbundigheid en de kundigheid van de natuur omarmen, dan wordt het alleen maar meer in plaats van minder. Dat is hoopgevend en dat is waar wij aan werken: een landschap van overvloed.

Wil je ons werk steunen? Word dan donateur van Stichting Mooyland. Via onze stichting werken wij aan landschapsherstel, door heggen, houtwallen en hoogstamboomgaarden aan te planten en door natuur- en landbouwgrond aan te kopen voor agro-ecologische boeren. Of help mee met aanpoten, elke winter gaan we op pad!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *